Het plan was om vrijdagochtend lekker vroeg op te staan en weg te rijden net na de files. Maar het is weekend!! Je drinkt ’s avonds een paar Belgische biertjes om alvast in de stemming te geraken en na de wekker draai je je nog eens om. Het is je vrije dag!…en wordt pas om 11:00u wakker!! Shitshitshit!
Naar de Ardennen vanuit Nijmegen rijdt je dwars door Luik, dacht ik. Maar de TomTom wist het weer beter. We moesten met een boog om Liège heen. Toen opeens wist hij het niet meer! Shit!
Ik zag op de display hoe we over een stippellijntje naast de autobaan door de weilanden ploegden. De routekaart en de wegenatlas hadden we lang geleden het raam uit gegooid. We waren dus verdwaald.
Vroeger stopte ik eens bij een Belgisch dorpje en belde aan bij een boerderij om de weg te vragen. Daar werd ik uitgenodigd om plaats te nemen aan een enorme tafel bij de familie in de keuken, waar het lekker warm was naast het ouderwetse, hout gestookte fornuis.
Ik kreeg koffie zoals die niet meer gezet wordt met een schaal door de boerin vers gebakken brood met lokale ganzenpaté, ganzenlever en braadworst. Het was een nabuurschapsfeest, de buren hielpen elkaar altijd als één van hen ziek was, dat noemden ze “nabuurschap”. Na de beste koffie ter wereld kwamen al snel de trappistenbiertjes, in bollekes zo noemden ze de glazen, ter tafel. “Ach blèfde geij toch nog seffens hier manneke! de weg loopt toch nie weg hè!?” De boerin die ongeveer twee keer mijn leeftijd had kwam steeds dichter tegen me aan zitten en na 3 bollekes begon ik het wel erg warm te krijgen tussen de kachel en de voluptueuze borsten van mijn goede gastvrouw in en ik vertrok.
Ik moest hen allemaal beloven dat ik weer langs zou komen op de terugweg. Toen ik weer in de auto kwam was ik helemaal vergeten wat die boer nou gezegd had. Ik overwoog om de weg bij de volgende boerderij weer te gaan vragen.
Maar jammer genoeg had ik het niet gedaan en nu was er die stomme TomTom! Zonder opwinding reden we gewoon door in dezelfde richting en ineens was het signaal er weer. Bij de eerstvolgende afslag werden we van de autobaan gestuurd en moesten een B-weg volgen door de Ardennen in de richting van La Forêt.
Als je over de Belgisch-Nederlandse grens rijdt zie je meteen de verschillen. Hoogspanningsmasten en weidse, bosrijke hellingen waar je auto nietig bij afsteekt.
Ongegeneerd rokend industrielandschap en te hard rijdende zakenauto’s met mannen in dure pakken en met rode kentekens en een trotse B op de achterkant schoten voorbij. Hier en daar zag ik een fritten kot langs de autobaan waar je stokbrood met friet kon krijgen. Verder de Ardennen in scheurden we tussen rechthoekige pilaren van de viaducten door die hoog boven je de heuveltoppen met elkaar verbinden.
De lucht was grijs net als de natuurstenen van de huizen en de leistenen daken van de kerken. Naarmate de dorpjes kleiner werden en de huizen verder van elkaar kwamen staan vielen ze bijna weg tegen de achtergrond van duistere dennenwouden en de mistige weilanden.
We legden aan in het dorpje Rochefort, dat haar naam aan haar bier geschonken heeft. Ik bestelde een Rochefort 10 van 11.3 procent en bracht een toost uit op het dorp. We waren er toch bijna en bovendien was mijn rijbeurt net geweest. We proefden er de heerlijke blauwe Rochefortkaas en Ella dronk zelfs een niet onverdienstelijke rode Rochefort wijn! Overal om ons heen zaten gezellige, verstaanbare Vlamingen. En gelukkig waren de terrassen verwarmd!
Nog een uurtje naar onze ***-eindbestemming, we hadden er zin in en waren erg opgewonden over waar we het weekend zouden doorbrengen.
Het gebouw deed denken aan uit de gratie geraakte adel. Vergane glorie. Wat vroeger een mooie ruime entree moest zijn geweest, diende nu als receptie. Toen Ella zich probeerde om te draaien viel er iets naar beneden van een schapje en toen ze zich bukte om het op te rapen stiet ze een stuk van een draaimolentje. Ik wilde mijn vest uittrekken omdat het binnen een stuk warmer was dan buiten maar ik bleef met mijn mouw aan een metalen framepje van een kraanwagen haken zodat ik noodgedwongen mijn vest maar weer aandeed. Het zweet droop van mijn gezicht. Het stond er volgepakt met een verzameling van de meest uiteenlopende prullaria van kinderspeelgoed tot in plastic verpakte stukken Ardenner ham. Een gezette vriendelijke man gaf ons de sleutel en vertelde hoe we het beste op onze kamer konden komen. De ingewikkelde routebeschrijving voorspelde weinig goeds.
Toen we de deur naar de loungebar openden kwam ons een vreselijke putlucht tegemoet. We schrokken. Wat drinken ze hier? Er zaten allemaal bejaarden in de riooldampen en even dacht ik dat die lucht mogelijk van hen afkomstig was. Ik overwoog om tegen de receptionist te gaan vertellen dat er een rioollucht in de lounge hing, maar het stonk er zo vreselijk dat het onmogelijk was dat iemand hier overheen kon ruiken. Er was geen verklaring gegeven! Dit was dus normaal? En heel misschien was het maar tijdelijk. Eerst maar eens die kamer zoeken dan. Na 10 trappen en trapjes en door opslagruimtes, langs voorraadkasten, over overlopen en tussen toiletten door kwamen we bij de kamer.
“comfortabele accommodatie met eigen badkamer”
Het stonk er niet! Midden in de ruimte stond een eenpersoons bed voor een breed persoon. Daarmee was de ruimte zo goed als vol. Er was noch Wifi op de kamer noch op de gang! Ik was van plan geweest om dit weekend elke dag een blog te schrijven. Dat kon! Maar dan moest je wel in de lounge gaan zitten met een wasknijper op je neus en een fles whiskey naast je.
Het douchegordijn ontbrak en de douchekop zat los aan de slang en er was geen ophanghaak zodat bij elke douchebeurt de hele badkamer ondergespoten werd. Op een emaille tegeltje aan de muur stond in 5 talen dat als je handdoeken vuil of nat waren dat je ze dan op de grond kon gooien. Waar dat voor nodig was begreep ik niet. Wat zou dat helpen als ze op de grond lagen?
Verder zat de afvoer van het bad verstopt en duurde het soms een hele dag voordat het water weg was gesijpeld. Het schoonspuiten van het bad noemden we “actie schuimkraag”. Er stond een kledingkast met één deurtje, het andere was eraf gebroken en stond naast de kast. Als je de kamer verliet leek het alsof je een gierkelder binnenliep.
Precies zo’n zelfde man als bij de receptie bediende in de loungebar. Toen we ons na een kasteelbier en een witte wijn naar de eetzaal begaven ontdekten we daar weer precies zo’n man die de drankjes op kwam nemen. Ik dacht nog even dat het hier om een eeneiige drieling ging maar hij hompte in alle drie de gevallen een beetje met zijn rechter been en dat lijkt me niet erfelijk.
We hadden een last-minute aanbieding genomen inclusief diner en tweemaal ontbijtbuffet. Het diner lag vast. Er viel niets te kiezen.
Elke tafel had een nummer dat correspondeerde met het kamernummer, dan wist je tenminste zeker dat je plaats had én dat je niet elke ochtend die achterdochtige vraag hoefde te beantwoorden zoals in de meeste hotels: “mag ik uw kamernummer? Niet dat je hier snel iemand aan zou treffen die uit het frisse, donkere bos gekropen kwam om zich sneaky door de putlucht naar binnen te smokkelen om daar vervolgens een gratis maaltijd te bemachtigen. Toen we de maaltijd voorgeschoteld kregen begrepen we dat dat zelfs helemaal uitgesloten was!
Maar er was op deze manier in elk geval geen misverstand. Je had ook steeds dezelfde buren, dat maakte het nog betrouwbaarder. Iedereen zou meteen de drie-eenheid erbij geroepen hebben als ze plotseling bij het ontbijt andere buren gekregen zouden hebben, vooral als deze de modder en de dennennaalden nog aan hun wandelschoenen hadden zitten!
Het heeft ook nadelen. Als je de verkeerde buren treft aan beide kanten zit je daar het hele weekend mee opgescheept.
Met onze buren aan de rechter kant deden we een quiz over de soep. De Vraag luidde wat is dit voor soep? De andere buren, twee dames, negeerden ons en wij daarom hen ook.
Het hoofdgerecht was werkelijk om te huilen en deed me denken aan de rioollucht. Kan dat? Wat is de gemeenschappelijke factor dan? Afval? Iets wat in de vuilnisbak hoort? Dezelfde basis ingrediënten? De net ontdooide, grijze vis was het ergst. De erwtjes met worteltjes uit blik waren nog wel te eten en aan gebakken aardappelen kun je weinig mis doen al doe je alle moeite van de wereld. Toen ik de erwtjes opgegeten had kwamen ze langs voor een tweede ronde!! Hadden die mensen dan helemaal geen fatsoen? Hier hadden we die Engelse bullebak Gordon Ramsay bij moeten halen! Die had dit eten niet durven proeven, zeker niet met die rioollucht erbij die je weer tegemoet kwam als je de eetzaal verliet en de vis nog tussen je kiezen uit aan het peuteren was!
Eric
Wil je elke week een spannende ervaring lezen. Klik dan op VOLGEN helemaal linksonder op de pagina! Je krijgt dan een bericht in je mail!