Ik sta voor het huis aan de Hengstdalseweg waar Jeannette en ik kort geleden nog samen woonden. De sloten van de voordeur zijn vervangen. Ik heb nu geen zin meer in flauwekul. Ik loop naar de achterkant en sla met een steen het dubbele glas van de keukendeur in.
De sleutel ligt nog altijd op de vensterbank. De deur klemt en maakt nogal wat lawaai als ik hem open duw. Met mijn voet schuif ik het glas aan de kant en sluit de deur achter me. De strakke lichtbundel van mijn penlight snijdt door de duisternis. Geen enkel plekje waar je iets belangrijks neer zou kunnen leggen sla ik over.
Plotseling herinner ik me iets wat ik door mijn verdriet van de scheiding helemaal vergeten ben. De kelderdeur zit op slot, maar ik laat mijn hand over de richel boven de deur gaan.
Op weg naar Italië moest ik van haar de halve stad terug rijden om te controleren of het licht in de kelder nog aan was. Bijna in Florence gooide ze een perzik tegen mijn hoofd toen ik voor de grap zei dat het inderdaad nog brandde.
Ik ging vol op de rem staan, zette de auto langs de autostrada neer en rende haar honderden meters achterna om haar een paar tikken op haar billen te geven.
Toen hebben we elkaar langdurig gezoend.
De sleutel ligt nog op precies dezelfde plek. De deur draait soepel open. De scharnieren brachten altijd zo’n eindeloze, klagende pieptoon voort. Soms als ik lang in de kelder dingen gedaan had en ze helemaal vergeten was dat ik daar zat voerde ik tegelijk met het piepen van de deur mijn spookimitatie op. Als ze gilde en ik scherven hoorde rinkelen vond ik mijn grap geslaagd. Zij vond dat niet en op een dag had ze er genoeg van en moest ik de scharnieren olieën.
Was ik te ver gegaan met mijn flauwe grappen? Had ze een hekel aan me gekregen? Was het dat?
Ik knip het licht aan en doe de deur achter me dicht. Hier en daar liggen nog wat kleine spullen maar verder is de ruimte leeg.
Onder de trap schuif ik het triplex deurtje open en kijk in de donkere kruipruimte. Ik steek de pen light tussen mijn tanden en schijn naar binnen. Ik voel met beide handen over het zand. Het moet wel een jaar geleden zijn dat ik hier geweest ben.
Plotseling stoot ik met een vingertop tegen een hoek van het kistje dat daar begraven ligt. Ik schep met mijn handen de rulle grond weg en trek het kistje eruit.
De trouwringen van mijn ouders, juwelen en dierbare foto’s, alles zit er nog in. Terwijl ik het doosje in mijn jaszak steek schijn ik nog eens door de ruimte uit een soort automatisme om te zien of de houten balken nog goed zijn.
Ineens valt me iets op.
De kruipruimte is stoffig en overal hangen spinnewebben, behalve als ik naar links kijk daar zijn ze weg.
Ik neem de zaklamp in mijn hand en behoedzaam steek ik mijn hoofd om de rand van de opening.
Daar staat iets. Er staat iets helemaal aan de linkerkant tegen de muur. Een paar meter verderop staat een rechthoekig vlak tegen de muur. Het licht van het zaklampje is te zwak om goed te kunnen zien. Ik steek mijn arm nu zo ver mogelijk naar binnen.
Het is een koffer.
Het is een duur uitziende attachékoffer. Hij is in elk geval niet van Jeannette. Zij zou nooit op een plek komen waar zoveel spinnen zitten.
Die koffer moet van Woud zijn!
En hij zou daar niet staan als er alleen maar onderbroeken in zitten! Ik probeer mijn arm zover uit te rekken dat ik de koffer kan pakken, maar dat lukt niet. Ik duw mezelf door de kleine opening naar binnen en kruip er op ellebogen en knieën in het zwarte zand naartoe. Ik pak het hengsel vast en sleep hem naar het licht. Dan ruk ik aan de sluitingen. Er zit een cijferslot op.
Ik probeer de koffer met geweld open te trekken, maar dat is onbegonnen werk. Er komt geen beweging in. Ik spring door het gat op de vloer van de kelder. In een hoek heb ik de pook zien staan waarmee ik altijd de open haard oprakelde. Het kost me minstens twintig pogingen en een paar verwondingen aan mijn handen, maar dan schieten de sloten open.
Ik laat van verbazing de koffer uit mijn handen vallen. Geldbundels vallen op de grond en iets van metaal. Een revolver! Godver! Het begint steeds ergere vormen aan te nemen.
Dit loopt uit de hand Eric! Verdomme. Ik besef wel dat het hier niet om kleine jongens gaat, maar dat er vuurwapens in het spel zouden zijn dat is iets waar ik nog niet bij stilgestaan heb! Een vuurwapen! Voor het eerst in mijn leven besef ik de dodelijkheid van een vuurwapen! Ik heb in dienst wel met een uzi geschoten, maar dat was tijdens oefeningen op een papieren roos! Misschien is er met dit wapen wel iemand vermoord!
En ik heb het aangeraakt! Vlug veeg ik met mijn trui het wapen af en smijt het terug in de koffer.
Die man is levensgevaarlijk! Jeannette moet bij hem weg verdomme! Ze moet hoe dan ook gered worden!
Ik ben me ervan bewust dat ik steeds gemakkelijker omga met alles wat me dieper in de shit brengt, want ik zet dat idee snel van me af en bedenk hoe ik verder moet. Woud moet dan toch wel dezelfde persoon zijn als Wilfried?! Of is het normaal om pakken met €500 biljetten in huis te hebben?
Het is net of er ineens ijswater van mijn nek naar beneden over mijn rug loopt. Mijn hart bonkt in mijn keel. Mijn lichaam is verlamd. Ik sta daar als een zoutpilaar. Ik hoor boven me zware schoenen glassplinters verpulveren op een stenen vloer. Ik heb de keukendeur niet open horen gaan. Iemand moet door de voordeur gekomen zijn. Iemand met een sleutel!
Ik prop snel alles terug in de koffer en probeer die weer te sluiten, wat warempel lukt. De sloten zijn niet kapot. Er zitten wel krassen op. Het licht! Het licht is aan! Ik doe snel mijn schoenen uit en loop geluidloos de trap op. Ik knip het licht uit. Zo vlug als dat kan in het donker ga ik weer naar beneden. Dan bedenk ik me en draai me om. Ik kan net bij de peer en draai die los. De laatste tree kraakt.
Met de pen light tussen mijn tanden duw ik me moeizaam door het kruipgat, dan trek ik de koffer omhoog en schuif het deurtje achter me dicht. Onmiddellijk zwaait de kelderdeur open. Het is doodstil. Daar staat iemand boven aan de trap die zich niet beweegt. Hij luistert. Dan hoor ik de lichtschakelaar een paar keer klikken. Er gebeurt niets. Dan zie ik een lichtflits. Een zaklamp.
Ik hoor hem behoedzaam de trap afdalen.
Godver, mijn schoenen staan daar nog! Onderaan de trap! Hij zal er over struikelen! Dan weet hij dat de inbreker nog hier is! Ik voel mijn hart bonken.
Dan kom ik weer bij mijn positieven. Ik zet de koffer op dezelfde plek neer als waar hij stond en kruip zo snel als mogelijk is, maar zonder geluid te maken in een soort van panter sluip zo ver mogelijk de andere kant op. Een lichtstraal flitst door een spleet in het deurtje van de kruipruimte.
Ik sleep mezelf achter een muurtje neer waar vroeger een wand op gestaan heeft in de zitkamer, maar dat te laag is om me helemaal achter te kunnen verbergen. Ik lig plat met mijn gezicht op het zand. Mijn hart bonst in mijn oor. Ik voel de spinnenwebben in mijn gezicht en in mijn haar.
Er moeten duidelijk sporen zichtbaar zijn! Ineens schuift het deurtje open! Mijn hand ligt strak naast mijn lichaam. Mijn rechteroor zit helemaal in het zand gedrukt. Ik voel iets kriebelen in mijn nek. Een zandkorrel gaat met mijn adem mee in en uit mijn neus. Een zweetdruppel loopt over mijn lip en blijft daar hangen. Ik slik. Ik kan het niet laten om te kijken. Ik til mijn hoofd iets op.
Een zaklamp in een mannenhand! Een deel van een gezicht! De lichtbundel schijnt eerst recht vooruit en draait dan mijn kant op. Snel druk ik mijn gezicht weer in de grond. Ik houd mijn ogen dicht.
Mijn oudste broer en ik speelden vaak verstoppertje in de molen. Het ging er zo serieus aan toe dat we het gevoel hadden dat ons leven er vanaf hing of we wel of niet gevonden zouden worden. Een keer had ik hem daar zien liggen, weggekropen achter een stapel zakken. Hij was zo gespannen dat hij niet merkte dat ik hem stond te observeren. Toen ik mijn keel schraapte sprong hij op alsof hij door een wesp gestoken was en sloeg mij heel hard in mijn gezicht. Later gaf hij mij zijn reep chocola.
Hij onderzoekt het muurtje! Wat denkt hij nu? Hij moet daar iets onverklaarbaars zien. Waarschijnlijk is het een deel van mijn jas, die heel langzaam omhoog gaat en dan weer naar beneden! Ik bid dat er veel spinnenwebben op zitten. Ik houd mijn adem nu helemaal in. Zou hij een wapen bij zich hebben? Dit keer is er geen uitweg! Het licht blijft mijn kant op schijnen. Hij heeft gezien dat er ingebroken is en wil weten of zijn geld er nog ligt en hij weet niet of de inbreker er nog is. Natuurlijk is hij gewapend!
Dan ineens draait de lichtbundel de andere kant op. Ik til mijn hoofd iets op in het duister. Ik zie de koffer staan. Zal hij ook in de kruipruimte klimmen? Als hij dan de koffer pakt en op zijn knieën terugkomt moet hij me wel zien! Dan ben ik er bij! Hij zal me dood schieten! Hij hoeft me hier alleen maar te laten liggen. Het duurt een eeuwigheid voor ze me vinden. De nieuwe bewoners zullen raar opkijken. Het huis zal gaan stinken. Ik zit in een nachtmerrie. Een revolver, een koffer, honderdduizenden Euro’s.
Waarom heeft hij die koffer hier staan? Waarom niet in zijn nieuwe huis? Heeft hij wel een nieuw huis nu ze gaan emigreren? Natuurlijk! Hij heeft hetzelfde probleem als ik! Waar moet je je geld laten als je in een hotel zit!!! Ondanks de gruwelijkheid van situatie moet ik glimlachen om dat idee.
Hij gaat in het gat zitten. Zijn rug is nu zo’n beetje naar mij toegedraaid denk ik. Hij heeft wel lef. Hij probeert dichter bij de koffer te komen. Zou hij de krassen zien? Heeft hij gemerkt dat de koffer iets anders staat? Ziet hij sporen in het zand?
Als hij de krassen ziet, gaat hij de koffer pakken en openen om te kijken of alles er nog in zit. Dan pakt hij de revolver eruit en op dat moment ziet hij mij liggen. Ik ben een gemakkelijk doelwit! Hij schiet me in mijn hoofd.
Gelukkig zitten de beschadigingen aan de bovenkant bij de sloten.
Hij laat zich weer naar beneden glijden! Meteen ga ik weer plat. De zaklamp schijnt nog even door de ruimte en dan hoor ik het deurtje dichtschuiven! Ik adem heel heel diep in en heel langzaam weer uit. Ik hoor hem de trap oplopen! Of staat hij mij boven op te wachten? Hij had me nu toch ook dood kunnen schieten?
Een tijd lang hoor ik boven timmeren en zagen. Als het stil is blijf ik nog minstens een uur liggen. Ik bedank god en beloof hem om tijdens mijn eerstvolgende kerkgang tien kaarsjes op te steken voor alle mensen in nood. Degene die dat voor mij heeft gedaan krijgen het eeuwige leven!
Ik klop de spinnenwebben en het zand van me af en trek mijn schoenen aan. Die zijn bij het uittrekken gedeeltelijk onder de onderste tree geschoven. Dat heeft me waarschijnlijk gered!
Ik doe de kelder op slot en leg de sleutel weer op de richel. Is het hem niet opgevallen dat de deur niet op slot zat?
Er zit een mds-plaat voor de achterdeur. De sleutel zit in het slot! Ik trek de deur gewoon achter me dicht.
Ik loop door de tuin en houd een paar straten verderop een taxi aan. Ik gooi de koffer zo nonchalant mogelijk op de achterbank en neem zelf plaats naast de chauffeur.
In het hotel aangekomen breek ik de koffer open met het mes dat ik van de roomservice bij mijn eten heb gekregen. Het gaat nu gemakkelijker.
Ongelooflijk hoe snel je went aan geld! Wat een teleurstelling eigenlijk. Elk pakje bevat dit keer 100 briefjes! Dus één pakje is € 50.000! Er zitten 20 pakjes in de koffer. € 1000.000!! Mijn god!
Ik ga even als Dagobert Duck tussen het geld inliggen en krijg opnieuw visioenen van verre reizen.
Onder de pakken geld vind ik een agenda. Hij is van Woud Blijenberg. Voilá, op de eerste pagina staat zijn adres. Hij zit inderdaad in een hotel. Er staat ook een 06-nummer bij. Het is niet hetzelfde als dat van Wilfried maar dat zegt niet zoveel.
Toch knaagt er iets in mijn hoofd. Iets klopt er niet! Het gaat te gemakkelijk!
Wie laat er nu zomaar een koffer met 1 miljoen Euro in een kelder liggen van een huis, dat notabene verkocht is en waar ook nog eens een keer ingebroken is!
Er is ingebroken, de achterdeur is open, de deur naar de kelder was niet afgesloten terwijl je daar 1 miljoen hebt liggen, de trede kraakte, er liggen twee herenschoenen onder aan de trap, als je met een zaklamp in het donker kijkt heb je last van kokerview, maar op dat kleine plekje zie je wel alles! De krassen op de koffer! De sporen in het zand, de spinnenwebben die ineens weg waren.
Hij heeft mij bewust laten gaan! Het moet! Hij heeft een enorme gok genomen!
Hij moet me gevolgd zijn! Nee, ik heb een ingewikkelde route teruggenomen.
DE KOFFER! Die fucking koffer!
De koffer moet een baken hebben! Hij volgt het signaal en kan zo de rest van het geld vinden!! Én mij!
Hij is onderweg!
Snel! Ik moet snel weg hier! Ik ren naar het raam en kijk naar beneden, maar zie geen auto.
Ik pak de lege koffer en ren ermee naar de lift. Zou hij al in het gebouw zijn? Misschien zit hij nu in de lift naar boven! Hij volgt de koffer, dan gaat hij nu weer naar beneden en pakt me in de lobby! Ik ga door naar de parkeergarage onder het hotel. Stap daar uit de lift en kijk goed om me heen.
Er is niemand. Ik loop snel naar de uitgang en ren naar buiten. Aan de overkant van de straat houd ik stil en kijk om me heen. Niemand in de buurt.
Dan gooi ik de koffer in een kliko. Ik hoop niet dat er iemand achter het raam staat te kijken. Met een omweg loop ik weer naar de garage van het hotel en ga zo terug naar de kamer.
Ik neem een stoel en zet hem voor het raam. Dan wacht ik. Minder dan tien minuten later gebeurt het! Er stopt een donkerkleurige auto. Een slanke man in een lange winterjas en zwarte handschoenen loopt eerst naar het adres tegenover de kliko. Hij kijkt telkens naar iets wat hij in zijn hand houdt. Hij heeft kort geknipt zwart haar. Verder kan ik geen details onderscheiden. Had ik maar een kijker, verdomme!
Hij wil aanbellen, maar bedenkt zich dan. Hij kijkt om zich heen en ontwaart dan de groene vuilnisbak. Hij opent hem voorzichtig om niet vuil te worden en kijkt erin. Dan haalt hij de koffer eruit. Hij kijkt om zich heen en houdt zijn ogen lang gericht op het hotel en wel op mijn raam op de 5de verdieping. Althans dat gevoel heb ik. Ik ga even iets lager met mijn hoofd. Dan scheurt hij weg.
Ik ben hem te vlug af geweest. Ik barst ineens in een enorme lachbui uit. Ik kan niet meer ophouden. De tranen lopen me over de wangen.
Dan besef ik ineens dat ik een roofdier twee keer een zware verwonding heb toegebracht en dat ik het niet uitgeschakeld heb maar juist het tegendeel heb bereikt.
Hij is nu in alle staten!
Ik had de fles whiskey gepakt om een borrel te drinken op de goede afloop, maar ik neem nu een dubbele om mijn oplaaiende angst voor even niet te voelen.
Ik moet Jeannette nú waarschuwen! Ze moet weten dat haar vriend een gevaarlijk en getergd roofdier is en dat ik niet weet tot wat hij in staat is.
Dan voel ik ineens een schok door mijn lichaam gaan.
De telefoon gaat.
Het is Wilfried!
Ik neem niet op. Ik kan zijn woede niet aan! Er wordt een boodschap ingesproken. Ik tik op het nummer van de voicemail:
“Je denkt toch niet dat je hier nog ooit levend uit komt hé!? Vuile rat! Die ex van je zal wel heel erg hard gillen als ik een vinger van haar mooie handjes afknip! Ik heb de EHBO-trommel erbij staan, omdat het anders zo’n zooitje wordt. Breng alles vanavond mee naar de afgesproken plek. Zo niet dan gaat er elk uur een vinger van die poezelige handjes. En jij alleen kunt dat voorkomen”.
Dan ineens weer met die zachte vaderlijke stem: ” Eric wees nou verstandig. Je bent een amateurtje, bemoei je niet met de prof! Ga gewoon weer terug naar je kantoor, jongen. Daar hoor je thuis. Dat is jóúw wereldje”.
Ik tril over mijn hele lijf, daar kan geen whiskey tegenop. Natuurlijk hij heeft gelijk! Ik ben een amateur die denkt dat hij in een paar dagen tijd ook zo hard is geworden als zij! Ik maak me voor mezelf belachelijk. Zat ik maar gewoon veilig achter mijn laptop trainingen voor te bereiden!
Kan ik nog terug? Nee. Mijn lichaam heeft zich heel snel aangepast aan het geldvirus. Het zit overal. Ik voel het! Mijn leven is totaal veranderd!
Ik prop het geld dat niet in het kluisje of in de rugzak kan zolang onder de matras en verlaat de kamer.
Wil je mijn spannende verhalen elke week lezen? Volg me dan! Klik linksonderaan deze pagina op de knop en vul je emailadres in! I love it! Eric
8 Reacties
Och och och en toch maar blijven vasthouden aan eerdere gevoelens voor die vrouw ….. Vraagt hij zich werkelijk niet één maal af, óók niet stiekum, of zij die loyaliteit écht wel verdient ??
Wow wat spannend, een echte thriller. Ik kijk uit naar het slot morgen.
Ademloos zit ik hier te lezen …..foei, tè spannend. Ben benieuwd hoe het afloopt!!
Is dat zo ?
Ik zou het eerder “liefde is blind” noemen …. Dat klinkt positiever voor de persoon in kwestie want dan heeft hij immers die speciale liefde ervaren en kent het ? Hoe pijnlijk ook, het is wel het meest kostbare geschenk dat een mens kan krijgen toch ?
Dat ook 🙂 gelukkig wel !!!! Alles te zien maakt alleen maar ongelukkiger schat
Hahaha
Ik ben het helemaal eens met Melody62.
Jouw geliefde van vroeger zou wel eens een verraderlijk spel met je kunnen spelen! Heet zoiets niet: revanche op een ex haha. Wordt wakker ‘slimmerik’!
By the way, je maakt zo wel een Sherlock Holmes van ons, lezers van jouw story 🙂
Morgen “slot” schrijf je. Geloof er niks van dus ben ik ook zeer benieuwd naar overmorgen!
Mijn complimenten hoe je de spanning weet op te bouwen!
Jeetje Eric ik zit op het puntje van mijn stoel!