Henk’s onderkaak zakte naar beneden.
“Hoe..hoe bedoel je“?
“Ik denk dat Theo haar niet vermoord heeft“.
“Waarom denk je dat“?
“Moet je luisteren! Hij fantaseert wel over seks met allerlei vrouwen, maar Henk, zeg eens eerlijk waren wij op die leeftijd niet allemaal oversekste pubers? Keken wij niet alle lekkere kontjes na die er voorbij kwamen“?
Henk schoot in de lach. “Nu nog steeds!”
Glimlachend nam ik hem op. Henk hing in zijn rundleren stoel, één been over de leuning, voor de open haard. Hij was ongeveer één meter negentig en door zijn melkbussen hobby meer dan gemiddeld gespierd. Hij droeg een versleten spijkerbroek een verschoten T-shirt van de Stones en zware kistjes met stalen neuzen. Hij schoor zich alleen in het weekend. Verder had hij een kop vol zwarte krullen en donkerbruine ogen. Sinds Anne hem, nu vier jaar geleden, verlaten had, had hij sjans met zo ongeveer alle vrouwen die hem ergens zagen lopen of staan, maar hij toonde nauwelijks interesse in andere vrouwen.
“Hier, lees”, zei ik, ”Ik streel haar godinnenlichaam overal en kus haar boterzachte mond. Mijn vingers gaan door haar prachtige blonde haren en ik streel haar mooie nek”.
“En iets verderop“: “Er ontstaat spontaan een magnetisch veld in mijn buik als ze voorbij loopt, mijn hart begint te bonken en pompt het bloed naar mijn kop. Mijn hart dat dood is als ik zonder haar ben, begint te leven!”
“Dat is geen taal van een beestachtige verkrachter Henk! Dat is de taal van een respectvol romanticus, een bewonderaar, een dromer“!!!
“Ik besef nu pas dat ik helemaal niets wist van die jongen! Terwijl we vroeger dagelijks met elkaar optrokken! Was ik dan stekeblind“?
“Eric, dromers kunnen uit onmacht de meest beestachtige verkrachters worden. Ik heb verschillende van die zaken verdedigd. Als ze erachter komen dat hun kans nihil is, dat ze beseffen dat ze nooit een relatie zullen hebben of als ze gewoon een tic hebben. Niemand wordt geboren als een misdadiger, maar iedereen kan het worden“.
“Bovendien waarom heeft hij zich anders verdronken“?
“Theo heeft het ook over een andere persoon“!
“Huh? Hoezo een andere persoon? Ja, jij! Hij bedoelt jou“!
“Nee! IK ben er nooit met hen geweest“!
“Wat!? Verdomme! Dát wist ik niet“!
“Sterker nog, toen ik Jacqueline daar vond was ik daar weer voor het eerst sinds mijn lagere schooltijd. Toen ik onze jaren van vriendschap zat te overdenken schoot het me weer te binnen“!
“Lees dat nog eens voor van die derde persoon dan”.
“Hier staat dat hij voor het eerst alléén met J naar de boomhut geweest is. Hij benadrukt het woord alléén, wat zoveel betekent als voor-de-eerste-keer-zonder-anderen”.
“Ik lees het anders, namelijk dat hij vandaag voor de eerste keer in de boomhut geweest is, alléén met Jacqueline”.
“En hoe verklaar jij dan dat verderop staat “Probeer morgen wéér alleen”.
“Kan ook betekenen, probeer morgen weer alleen met haar ergens naartoe te gaan of met haar alléén te zijn”.
“Ís het trouwens de eerste keer dat ze naar de boomhut gaan”?
“Nee, hier helemaal voorin lees ik: “met (hier staat een tekeningetje van een vos en van een ketting) naar boomhut”.
“Verdomd ja, dat kon ik niet lezen! Dus hij is er ook met anderen geweest! De vos en de ketting“!?
“Hij heeft de namen niet durven noemen! Waarom niet“?
“Verdomme, die ketting komt vaker terug in het boek zie je dat!? Dat icoontje van de vos ook! zie je hier, en hier! Hij kijkt af en toe heel agressief! De vos is heel groot getekend en de ketting klein“.
“Maar wacht eens dat is geen ketting! Dat is de Armband! Dat moet Jacqueline verbeelden“!!!
“Shit! Je hebt gelijk! Dat moet Jacqueline zijn. Hij schrijft nergens haar volle naam alleen J. of de armband“!
“Hij durft de naam van de vos dus ook niet op te schrijven. Die andere persoon zal daarom wel niet vos heten, dat zou te veel voor de hand liggen“!
“Dus hij is met de vos en Jacqueline naar de boomhut geweest, maar de laatste keer alleen met Jacqueline“!
“Hij probeerde haar met geweld te kussen! Daarna schreef hij niet meer in het dagboek. De volgende dag gingen ze weer samen. Theo verkrachtte en wurgde haar om geen getuige achter te laten. En toen hij besefte wat hij gedaan had heeft hij zichzelf verdronken! Die theorie staat nog steeds als een huis“!
“Ok meneer de advocaat leg mij dan eens uit waar die vos gebleven is in het hele proces? Ik heb geen enkele rechercheur over een derde persoon horen praten! Die zouden ze dan toch als getuige aan de tand hebben moeten voelen? Hebben ze ook naar sporen van hem gezocht in de boomhut“?
“Die vos zou zijn dealer kunnen zijn of in elk geval iemand die anoniem wil blijven of die Theo anoniem wil houden. Vandaar een icoontje in plaats van een naam. Maar ik geef toe, hij is nooit ergens in de verhalen opgedoken. Dat betekent dat hij geen verdachte is! Of“?
“Of wat“?
“Of niemand kent hem“!!
‘’Ík heb Jacqueline er nooit over horen praten en Theo ook niet. Waarom!? Ik wíst dat ze blowden. Ik rookte zelfs mee“!!
“Dus niemand kent hem! Hoe komen we dan achter zijn identiteit”?
We zwegen een tijdje en staarden in het vuur.
“Ik heb een idee”, zei Henk.
”Gelukkig”!
”Theo had een kutleven, zeg nou zelf. Zijn moeder was al lang dood. Hij had geen vriendin. Van Jan mocht hij nooit ergens naar toe. Die ouwe godsdienstwaanzinnige als huisgenoot! Het was nog erger dan de Avonden!! De enige afwisseling was dat hij blowde en dat jij er wel eens kwam, maar ook steeds minder toen je verkering kreeg met Jacqueline. Als hij een uitvlucht zocht in het schrijven, waarom zou hij dat al niet langer hebben gedaan? Ik denk dat er meer dagboeken zijn”.
”Verdomme! Zo heb ik het niet eens bekeken! Natuurlijk, de kans is groot dat er andere boeken zijn”!
”Stel er zijn meer dagboeken, waar moeten we die in godsnaam gaan zoeken”?
“Ik heb wel een idee hoe Jan ineens aan dit boek kwam! Theo moest altijd de zolder op om de hooibalen naar beneden te gooien. Hij zat daar ook vaak in zijn eentje om zijn vader niet onder ogen te hoeven komen. Na zijn dood moest Jan zelf de zolder op! ”
”Ja, maar waarom hebben die politiemensen ze dan niet gevonden”?
”Denk even na Eric. De voorraden slinken naarmate de winter verstrijkt. De zolders raken leeg. De dagboeken liggen misschien op een plek waar ze nu gemakkelijker te vinden zijn”!
”Ja!, dat zou heel goed kunnen! We moeten gaan kijken! Het staat daar nu leeg. Als er meer boeken zijn, liggen ze inderdaad misschien ergens op die zolder”!
Ik stond op.
”Wat? Wilde je daar nu naartoe? We hebben ongemerkt de hele fles whisky opgezopen! ”
”Kom Henk, we hebben alleen maar zitten speculeren op basis van dit kutboekje! Ik moet nu kijken of er ook iets van klopt! En ik wil ook nú weten wie die vos is“!
“Bovendien ging het niet ongemerkt. De whisky was verdomde lekker! Heb je nog meer voor als we terug komen?! ”
Ik moest lachen, dat was zonder whisky onder deze omstandigheden nooit gebeurd.
”Ok, maar laten we dan gaan lopen! Als we daar aankomen zijn we weer nuchter genoeg om niet van de hooizolder te vallen”!
Het was bijna twee uur en de thermometer aan de buitenmuur gaf -12 aan. Henk liep de afstand vaak naast de melkwagen en schatte dat ze 25 minuten nodig hadden.
Het was doodstil toen ze de boerderij aan de weilandkant naderden. Beiden hadden een kleine zaklamp, maar gebruikten die zo min mogelijk. De hele buurt wist dat de boerderij leeg stond en hield een extra oogje in het zeil.
“We moeten naar de hooizolder die boven de stal zit, daar hebben we de meeste kans“”, fluisterde Henk, ondanks dat de dichtstbijzijnde boerderij, die van Wim, op meer dan honderd meter afstand lag. Henk had Wim er eigenlijk bij willen betrekken maar had er van afgezien omdat hij dan ook de dagboeken zou willen lezen.
Gelukkig waren er geen honden in de buurt. En die van Wim lag altijd aan de ketting.
In de stal was het bijna even koud als buiten nu de koeien weg gehaald waren. De deur naar boven piepte angstaanjagend. De zolder was voor driekwart leeg. Het hooi was het enige wat ze hadden laten liggen.
Systematisch zoekend naar een loszittende plank of een luikje liepen ze naast elkaar over de vloer en beschenen met hun lampen telkens een strook van vijf meter breed van de voorkant van de zolder tot aan het hooi en weer terug. Ze inspecteerden de hele vloer maar vonden niets.
”Shit, wat nu”?, zei ik.
“De muren”, riep Henk. Hij rende tegen de hooibalen op die voor het gemak altijd in trapvorm liggen, zodat je gemakkelijk bij de bovenste kunt. Bovenaan scheen hij met zijn zaklamp op de stoffige bovenkant van de muur.
Na een paar minuten schreeuwde hij uitgelaten: “Ja hier, hier heeft een boek gelegen! In het stof zit een rechthoekige uitsparing. Hier heeft het dagboek gelegen”!
Toen begon hij zich als een mol tussen de stapel hooibalen en de muur naar achteren te worstelen om verder te zoeken naar andere boeken. Ik scheen naar boven en zag nog net het profiel van zijn schoenen.
Plotseling drong er een geluid tot me door dat ik niet meteen kon thuisbrengen. De boerderij was verlaten. Al het vee was opgehaald. Er waren geen levende wezens in een straal van honderd meter! En toch hoorde ik een heel zachte langgerekte pieptoon! Ik kon niet bepalen of het nu van ver weg kwam of van dichtbij.
Ineens begreep ik het! Shit! Ik sprong op! Iemand opende heel voorzichtig de deur naar de trap! Er kwam iemand naar boven!
Mijn hoofd schampte ergens tegenaan en ik voelde houtsplinters diep in mijn wang dringen terwijl ik me tussen het hooi en het dak in vocht naar de plek waar Henk ergens was. Plotseling voelde ik zijn laarzen en met gedempte stem riep ik: “Hou je kop we hebben bezoek”!
Hijgend luisterde ik naar wat zich daar beneden afspeelde. Henk was doodstil. Hij dacht eraan wat er zou gebeuren met zijn baan als advocaat als ze hen ontdekten. Plotseling viel er iets op hem toen hij zich aan de muur verder naar achteren trok.
Een lichtflits schoot over ons heen. Konden ze mijn schoenen zien? Doodstil wachtten we af. Het leek een eeuwigheid te duren. Toen klonk er ineens een bekende stem. “Je hebt je vergist. Er is hier niemand”.
“Wim”, fluisterde Henk.
“Tering man, ik heb duidelijk schimmen gezien. En ook een licht. En ik hoorde ook stemmen, verdomme! Mij houwen ze niet voor de gek!” antwoordde een onbekende stem.
“Maar wat valt er hier nou te halen? Het hele huis is leeggehaald!?!
”Misschien zwervers, weet jij veel? Ik vertrouw het niet”.
”Denk je nou echt dat zwervers in zo’n kouwe boerderij gaan liggen? Kom laten we maar teruggaan”.
”Wacht, ik ruik drank jij niet”?
”Ja, dat zijn we zelf. Wat dacht je? We hebben jenever en bier op”!!
”Ik ga verdomme de klote hond halen. Jij blijft hier”!?
”Ja, maar luister nou”.
Maar blijkbaar was de onbekende al weg.
Ik hoorde voetstappen op de trap.
”Ok dan, maar schiet je wel op? Ik wil naar bed en ik wil hier niet langer blijven. Er is hier net iemand gestorven”!
”Verdomme ouwe, ik ben zo terug!”
”Ouwe”?!, fluisterden we allebei tegelijk? Had Wim een zoon?
Ik hoorde hem de trap af klossen.
Wim stond daar in het donker te wachten.
“Fuckfuckfuck”, fluisterde Henk bij mijn oor. “Bedenk snel iets voor hij terug is met die hond! Weet je wat er met mijn carrière gebeurt als ze me hier vinden!?”
”We hebben ongeveer vijf minuten om hier weg te komen”!
”Jij bent veel sterker dan Wim, kun je hem uitschakelen zonder dat hij ons ziet”?
”Idioot! Als er iets misgaat heb ik een strafblad en dan kan ik het helemaal schudden”!
”Ik kan hier wel een dakpan uittrekken, maar ik weet niet hoeveel lawaai dat maakt”.
”Hij is doodstil. Misschien gaat hij uit verveling zo wel naar beneden”.
Ineens flitste de lichtbundel weer over ons heen. Ik duwde mijn gezicht dieper in het hooi, het prikte hard in de schaafplekken.
“Is daar iemand”? brulde hij.
Het licht scheen door de enorme ruimte.
Dat was duidelijk. Hij had ons gefluister gehoord, maar hij wist niet waar het vandaan kwam.
Ineens hoorde ik in de verte een hond blaffen.
“Kut”
Het geblaf klonk ineens veel luider toen de staldeur hard tegen de buitenmuur sloeg. De zoon van Wim kwam eraan met Rover de Rottweiler die altijd aan de ketting lag. Ik had een keer zijn metalen voerbak gezien, de gaten zaten erin.
De deur naar het trapgat ging open en meteen klonk het woeste geblaf en de nagels van de hond op de trap.
“Ik voel iets”, fluisterde Henk opgewonden. Zijn lichaam begon onder mij te bewegen. “Kom, het wordt tijd om te gaan”. Ik hoorde een licht gekraak. Henk kroop verder. Zijn laars schampte mijn oor. Ik zag ineens de sterrenhemel. Een hand trok me bij mijn jas verder naar achteren.
De hond was nu op de zolder. Het geluid bezorgde me rillingen. Vlak onder me bestormde hij de hooibalen. Henk fluisterde: “Springen”. Ik sprong zonder na te denken.
Een berg los hooi remde mijn val. Henk plofte naast me neer. “Rennen”, zei hij. Ineens hoorde ik keihard geblaf boven ons. Als een stel ontsnapte gevangenen uit een kamp renden we weg van de lichtflitsen. Het geblaf van de Rottweiler schalde door de nacht over de landerijen.
Voor mijn gevoel was ik al minstens tien minuten aan het rennen en ik zag Henk nergens meer toen ik struikelde en viel. Mijn hoofd klapte hard op de stijf bevroren grond. Ik kon me nog net op mijn rug draaien. Maar opstaan ging niet meer. Laat maar komen, dacht ik. Ik heb het allemaal al gehad. Plotseling werd ik overweldigd door de prachtige sterrenhemel die zich boven me uitstrekte. Mijn gedachten vlogen terug in het verleden. Toen verloor ik het bewustzijn.
Er scheen een lamp in mijn gezicht. Een hoofd kwam vlak voor het mijne en keek me onderzoekend aan. Daarna werd ik opgetild.
Ik werd wakker van het geblaf. Ik kon mijn handen en voeten niet bewegen. Ik zat vastgebonden op een stoel. Er stond een man voor me in een pak en een witte bloes. Hij was ruim twee meter. “Ben je daar weer”?, zei hij spottend “ik wilde je wat vragen. Wat deden jullie daar in die boerderij van Brouwers“? Hij droeg grote ringen aan zijn vingers. Ik trilde over mijn hele lichaam. “Hebben jullie daar iets gevonden op die hooizolder“?
“Nee”, zei ik met een bibberend stemmetje. Hij haalde uit en sloeg me hard in mijn gezicht, ik viel bijna met stoel en al om. Mijn hoofd bonkte en ik denk dat ik weer even buiten bewustzijn raakte, want ik ving maar een halve zin op. “……een boek gevonden“?
”We hebben een dagboek van Theo gevonden”, zei ik haastig in de hoop dat hij me niet meer zou slaan. Ik proefde bloed.
”Ahaa, nu gaan we praten. “Er waren nog meer dagboeken, want ik heb in het stof verschillende afdrukken gezien. Waar zijn die dagboeken gebleven? Jij bent toch dat vriendje van dat lekkere ding, die Jacqueline? En van Theo”?
“Ja”, zei ik.
”Jammer hè dat ze het allebei niet overleefd hebben!? Zij was echt lekker!”.
Mijn hoofd tolde. Die hond. Ik herken deze kamer! Dit is het huis van Wim. Dan moet dat die zoon zijn? Dus híj heeft…!
”Zeg Eric, want zo heet jij hè? Wat stond er in die boekjes en waar zijn ze? En als ik denk dat je liegt sla ik je hele kop aan gort. Dus probeer me maar te overtuigen”.
”Ik heb maar één boek gezien. Er stonden tekeningen van een vos in die samen met Theo en Jacqueline naar de boomhut ging”.
De bruut lachte hard. ”Een vos, hahahaha dat heeft Theo leuk bedacht. Ik had hem gezegd dat ik hem dood zou maken als hij mijn naam ooit zou noemen. Maar desondanks heeft jouw vriend daarmee jouw doodvonnis getekend jongen”!
Ineens begreep ik waarom Theo zo’n grote vos had getekend.
”Heb, heb jij Jacqueline…”? vroeg ik.
”Ze was lekker Eric. Maar ik wilde haar niet doden. Dat moet je van me aannemen. Ze stribbelde teveel tegen. Ondankbare meid! Ze mochten altijd gratis meedoen, van mijn stuff! Het enige wat ik geëist heb is dat ze hun kop dicht moesten houden! Dan mag je toch wel een keer iets terug verwachten of niet!? Ze kon toch ook wel één keer die geile benen voor me wijd doen!? Ze schopte me in mijn kruis en beet in mijn klauwen. Toen heb ik haar een dreun verkocht. Maar ik kan je verzekeren het was evengoed lekker! Ik hoefde alleen maar haar rokje omhoog te doen en haar broekje kapot te scheuren. Ineens kwam die idioot de ladder opzetten om te kijken hoe ik haar lag te pompen! Hij begon te janken die klojo!”
”Toen heb ik iets bedacht waar iedereen tevreden mee was. Ik moest van die vreselijke eikel af, die me al maanden in de weg liep én ik wilde niet weer de bak in! Ik hoefde hem alleen maar uit dat bootje te flikkeren. Hahaha, hij had een keer verteld dat hij niet kon zwemmen. Het mooie was dat de politie en iedereen alles pikte! Maar nu weet je genoeg Eric”.
”Het wordt tijd dat we voor jou ook een mooie oplossing gaan zoeken. Jij zat daar op die hooizolder eigenlijk goed! De hens erin en er kraait geen haan meer naar! Super hè!? Je bent dan ook in één keer van al je nachtmerries verlost! Winwin situatie noem ik dat”!
Ik spuugde hem recht in het gezicht. Het interesseerde me allemaal niets meer. Hij haalde weer uit toen er ineens op de deur geklopt werd. Even leek het alsof ik paniek in zijn ogen zag. Maar toen lachte hij en hield zijn vinger voor zijn mond. Ik begon te schreeuwen totdat ik weer een knal in mijn gezicht kreeg. De stoel viel om en ik kwam met mijn hoofd hard op de stenen vloer terecht, maar ik bleef bij bewustzijn.
Henk had de zaklamp uitgedaan en was zigzaggend terug gelopen richting boerderij. Hij had Eric niet meer achter zich gehoord. Bij een temperatuur van 12 graden onder nul zou hij het niet lang uithouden als hij gevallen was. Ik moet hem vinden, dacht hij. Toen zag hij plotseling twee mannen gebogen over iemand die daar op de harde grond lag. In het licht van hun zaklampen zag hij dat het Eric was. In één silhouet herkende hij Wim. Die brengt hem wel naar de warme kachel al zal Eric heel wat uit te leggen hebben, dacht Henk. Die andere gestalte, waarschijnlijk de zoon van Wim had enorme afmetingen, die kon hem gemakkelijk dragen, dacht Henk. Hij kon zichzelf niet laten zien en hij wist dat Eric zijn mond zou houden. Zo snel als hij kon liep hij terug naar huis.
Het hout in de open haard smeulde nog na en Henk gooide er wat kranten en hout op. Even later begon het weer behaaglijk warm te worden in de kamer. Hij voelde onder zijn jas en vond de boeken die naar beneden waren gevallen op het moment dat hij zich aan de muur naar voren had getrokken. Gelukkig had hij nog een fles oude whisky bewaard, die kon zijn ijskoude spieren verwarmen en hem gezelschap houden tijdens het lezen.
Even later las hij: “We troffen elkaar alle drie na school in de oude papierfabriek. J, R en ik! Hij had een koffertje met lekkers bij zich! R. liet J. in zijn nieuwe auto rijden! Hij zei dat hij altíjd Porsche reed, de patser“!
“Ik betrap hem er wel steeds meer op hoe hij naar J. kijkt en haar steeds probeert te pakken. Ze laat het niet toe, maar soms ook wel. Vandaag was ze heel stoned en toen hebben ze staan tongen! Niet doen J.! Hij stond echt helemaal tegen haar aan te rijen. Ze wil mij er daarom altijd bij hebben, maar niet alleen daarom. Ze heeft toch niet voor niets haar armband bij me laten liggen? Is dat geen signaal?”
“Shit”, Eric had toch gelijk. Theo heeft het niet gedaan”!!
Hij baalt daarvan.” Rot jij alsjeblieft op hier stomme boer!” zei hij tegen mij. Ik probeer steeds met haar alleen te zijn. We gingen toen naar de boomhut“.
“Vandaag was ik even met hem alleen toen zij naar de wc was. “Heb je ook zo’n zin om haar eens een lekkere beurt te geven Theo? ”, zei die klootzak. “Je hebt die heerlijke kont toch wel eens goed bekeken? Mijn beurt komt binnenkort!” Hij lachte smerig. “Die vriend van jou mag zeker ook niet weten dat jij achter d’r aanzit hè, slapjanus!?”
”Welke vriend”?, zei ik. ”Die vriend van haar”. ”Hoe ken jij die dan”?
”Ik heb jullie drieën wel eens bij Jan gezien! Haha ik zag wel hoe jij naar haar zat te loeren”.
“Bij Jan?, zei ik verbaasd, “Waar was jij dan dat je dat zag, R.?” vroeg ik.
Plotseling viel het Henk op dat er op de bladzijde na de R geknoeid was. Theo had per ongeluk de naam van de vos helemaal uitgeschreven. Toen hij zijn fout had ontdekt had hij met veel moeite de letters achter de R weggegumd, met een inktgum.
Henk hield de pagina tegen het licht en zag wel dat het een naam was die vermoedelijk uit 4 letters bestond en de laatste leek een n.
“Toen zei hij ineens niks meer. Hij lachte opgewonden, hij kon ons ergens vandaan zien en had er lol in om mij daar naar te laten raden”.
“Ik heb jullie wel eens met z’n drieën op dat bed zien zitten. Met haar tussen jullie in. Toen dacht ik gaan ze nou een triootje maken!?”
Henk voelde zich duf na alle drank en weinig slaap maar toch had hij plotseling het gevoel dat er iets belangrijks was gezegd. Hij las de laatste bladzijde nog eens terug.
Die vriend die met hen samen was kon ze op de slaapkamer van Theo zien zitten. Dat betekende dat hij ergens in de richting van de boerderij van Wim zat. Of ín de boerderij van Wim!
DE ZOON VAN WIM! Als een veer vloog Henk omhoog. Hij schoot zijn jas aan en rende naar zijn Jeep.
Zo goed en zo kwaad als het ging scheurde hij over de gladde dorpsweggetjes. Toch was hij nog in staat om met één hand 112 te bellen. In de verte was de boerderij.
Vanaf de straat zag hij een witte Porsche in de sneeuw voor de deur van de boerderij staan.
Henk ramde de Jeep in de berm en rende naar de boerderij. De vensters waren dicht dus kon hij zo naar de Porsche lopen. De deur was open. Hij trok aan de hendel van de motorkap, liep om de deur heen en trok de motorkap omhoog. Daarna rukte hij alle bedrading en slangen los die hij voelde toen sloop hij om het huis heen. Binnen hoorde hij stemmen. Ook hoorde hij de Rottweiler blaffen.
Achter het huis lag een voorraad hout, hij zocht er een eikenhouten stam van anderhalve meter uit en rende toen terug naar de voorkant. Met de stam bonkte hij op de deur en zette zich schrap. Enkele tellen later ging de deur op een kier open. Daar had hij op gewacht. Hij trapte de deur open, haalde ver uit met de zware paal en stiet hem als een stormram naar voren. Hij trof de reus die inmiddels in de opening verschenen was vol op het borstbeen. De man hapte naar adem en viel achterover bewusteloos tegen de grond.
Ik zag hoe de enorme gestalte achterover tegen de stenen vloer sloeg en een andere forse man in een dikke winterjas de kamer binnen stormde. Mijn mond ging open van verbazing! Henk! Het was Henk! Ik kreeg een brok in mijn keel en mijn hele lijf begon te schokken. “Fuck!”, was het enige wat ik kon uitbrengen.
In een ogenblik had hij de ruimte in zich opgenomen. Hij knikte kort naar me en snel liep hij naar de man die daar op de grond lag. Toen die rochelend bij zijn positieven kwam keek Henk hem in het gezicht en zei: Eric ik zie dat je kennis gemaakt hebt met Rein de vos!
Plotseling werd mijn blik naar de andere kant van de ruimte getrokken. In de opening van de keukendeur verscheen een gestalte. Hij hield zich vast aan de stijl van de keukendeur. Ik zag Henk snel naar hem toelopen en hem net op tijd opvangen. Wim zat helemaal onder het bloed. Henk vleide hem neer op de bank en liep meteen weer terug naar het beest dat daar kermend op de grond lag. Toen hoorde ik in de verte een sirene.
10 Reacties
Jeez, wat een thriller!
een fantastisch einde al had het volgens mij ook wel in 2x gekund maar gelukkig deed je dat niet zodat ik het in 1x kon uitlezen 😉
Geweldig hoe ook dit verhaal weer die mooie twist krijgt.
Eindelijk had ik tijd.
Een spannend, realistisch en uitgebreid hoofdstuk. Het is ook altijd wat hè, zo klaag ik te willen doorlezen, nu is het weer te lang. ☻
Het is de dialoog in het eerste gedeelte die me ophoudt; het is nodig voor de informatie maar een paar zinnen minder was ook voldoende. Misschien ben ik de enige die dat vindt, je hoeft je er niets van aan te trekken.
De rest van het hoofdstuk mankeert niets.
Wel potverdrie! Die wending had ik niet zien aankomen, ik zat aan Jan te denken…
Goed verhaal Eric, complimenten!
XxX
Mooi geschreven!
Beetje late reactie van mij door tijdgebrek maar top geschreven, als vanouds!
Ik zou zo zeggen, vooral doorgaan.
Eric, je zou eens echt aan een boek moeten beginnen!!
Heb je nog geen nieuw verhaal op stapel staan?
Leuk Eric. Succes met de ‘verbouwing’. 🙂
Have fun!